Opruimen en ontspullen is hip. Sinds een paar jaar is kondoën een werkwoord en lees je overal verhalen over minimalisme en tiny houses – ook op Trant natuurlijk. Journalist Bregje Hofstede vroeg zich vorige week op De Correspondent af: waarom is opruimen zo populair? En wat doet die rage met je?

Om daar achter te komen dook ze de wetenschappelijke literatuur in en voelde ze onder andere ruimtecoach Irene Lancker aan de tand. ‘Ik zie vaak dat mensen bewuster gaan inkopen als ze hun huis op orde hebben. Ze weten wat ze al hebben en gaan daar zorgvuldiger mee om’, vertelt die. ‘Bovendien heeft het proces een symbolische kracht: je schept mentale ruimte voor je doelen en dromen.’

De ruimte, het overzicht, de rust. Ik geef toe, dat was FIJN.

Ik merkte het zelf ook. Na interviews met drie opgeruimde vrouwen voor een groot artikel over minimalisme begonnen mijn handen vrijwel meteen te jeuken. Ik dunde mijn boekenkast uit, trok alle halve flessen shampoo en uitgedroogde pennen uit de kast, gooide een vuilniszak vol taai geworden muesli en oude crackers weg en liet zakken kleding achter op een ruilavond. De ruimte, het overzicht, de rust. Ik geef toe, dat was FIJN. En best leuk om te doen ook.

Valkuil

De enige – en eeuwige – valkuil van die opruim manie is dat het daarna voelt alsof je voor áltijd klaar bent. Alsof je vanaf dat moment moeiteloos de rest van je leven in die hemelse overzichtelijkheid zult leven. Tot je op een dag denkt: waar hoort dit ook alweer te liggen? Ach, ik leg het hier maar even neer. Een half jaar later vraag je je gewoon weer af wanneer je kast een vuilnisbelt is geworden. Je was toch zo’n gestructureerd mens geworden?

Deze lente maar weer een grote schoonmaak dus. Ik kijk er naar uit.

Meer weten over opruimen en ontspullen en wat dat met je doet? Je leest de bevindingen van Bregje in dit artikel op de Correspondent.